Voor de Hoogwaterboerderij wordt door onderzoeker Karel van Houwelingen wekelijks de graslengte en -grasgroei gemeten. Hij meet het gras op de weidepercelen, zodat de bijvoeding erop kan worden afgestemd. Ook meet Van Houwelingen onder de kooien, waar de koeien niet bij kunnen. De metingen zijn belangrijk om gedurende het seizoen het optimale uit het gras en de koe te halen. Maar ook voor het onderzoek naar de effecten van het verhoogde grondwaterpeil op de bedrijfsvoering van melkveehouders en op de uitstoot van broeikasgassen als CO2 en methaan gas.
Wat tot nu toe opvalt is dat er in de grafiek over grasgroei weinig verschil is te zien in de groei (kg d.s./dag) tussen de hoogwater- en laagwaterpercelen. In de droge periode eind april/begin mei bleven de laagwaterpercelen iets achter, maar die achterstand werd na een korte regenperiode in mei weer ingelopen. Het is volgens de onderzoekers geen hardloopwedstrijd en ook nog veel te vroeg om er conclusies aan te verbinden. De weersomstandigheden spelen hierbij een rol en je hebt daarom een aantal jaren nodig voor een juiste weging in de onderzoeksresultaten.
‘Gras groeit uit gras’
De grafieken over graslengte en -groei zijn nauw met elkaar verbonden. Een boer vraagt zich bij verschil in grasgroei altijd af of de groei komt door de lengte. Want gras groeit uit gras: een waarheid als een koe.Het biologische verhaal erachter is dat hoger gras meer zonlicht kan opvangen, waardoor het een grotere fotosynthese capaciteit heeft (=omzetten van CO2 m.b.v licht en water in zuurstof en suikers). In de metingen op de Hoogwaterboerderij zien we dat de graslengtes eind mei van de hoog- en laagwaterpercelen nagenoeg gelijk lopen.Op de Hoogwaterboerderij wordt roterend standweiden toegepast met een streeflengte van gemiddeld 10cm. Wordt het gras te kort dan krijgen de koeien op stal meer ruwvoer.